Monteurshandleiding: Op de weg gerichte camera (model 2) met behulp van de Reveal Hardware Installer-app
Deze handleiding legt uit hoe u de op de weg gerichte camera (model 2) kunt installeren, en is uitsluitend bedoeld voor Verizon Connect installatiepartners.
- Voor u begint
- Installatie
- Selecteer werkopdracht
- Scan ESN van de camera of voer deze in
- Selecteer lijnitem voor installatie
- Voertuig identificeren
- Verwijder het veiligheidsklepje
- Verbind kabel A met de camera en DC-adapter
- Verbind kabel B met DC-adapter
- Verbind de kabelboomverbindingen
- Start camera op en start firmware-update
- De camera plaatsen
- De camera richten en afstellen
- Werk de kabels weg
- Installatie verifiëren
- Probleemoplossing
Voor u begint
Wat u moet ontvangen

- Camera (x1)
- Alcoholdoekjes (x2)
- Reserve 3M VHB-kleefstrip (x1)
- Sleutel (x1)
- Snelstartgids (x1)
- Privacysticker (x1)
- 4 pin naar 2,5 mm kabeladapter (x1), bij installatie van een op de weg gerichte camera (model 1)
Download de Reveal Hardware Installer-app en meld u aan.
U moet de Reveal Hardware Installer-app gebruiken om de camera in te stellen.
- Download de Reveal Hardware Installer-app.
- Log in bij de app met uw inloggegevens van Verizon Connect.
Als u geen inloggegevens heeft, neem dan contact op met uw systeembeheerder.
Belangrijke firmware-updates
Veel camera's hebben draadloze firmware-updates in afwachting die automatisch zullen worden gedownload wanneer de camera is ingeschakeld en voor de eerste keer is opgestart.
Nadat de camera voor de eerste keer is opgestart, zal deze twee keer opnieuw opstarten tijdens het firmware-updateproces. Nadat de camera meerdere keren opnieuw is opgestart, is deze volledig functioneel.
Laat firmware-updates altijd voltooien wanneer ze zijn begonnen. Sluit de stroom naar de camera niet af tijdens configuratie-updates. Stroomverlies tijdens een update zorgt voor fouten in de configuratie waardoor de camera niet meer functioneert.
Plaats geen geüpgradede SD-kaart voordat de initiële apparaatconfiguratie-updates zijn voltooid met een standaard SD-kaart. De standaard SD-kaart bevat belangrijke configuratie-informatie. Initiële firmware-updates moeten worden gedownload en uitgevoerd op de camera met de standaard SD-kaart.
Wanneer de installatie een SD-kaart-upgrade vereist maar het voertuig geen mobiel bereik heeft, kunnen technici de installatie voltooien ZONDER de SD-kaart te wisselen. Geef de SD-kaart met de update en grotere capaciteit aan de klant en vertel ze dat ze naar een gebied moeten rijden met goed mobiel bereik zodat de initiële firmware-updates uitgevoerd kunnen worden.
Vertel de klant dat ze de SD-kaarten pas mogen wisselen NADAT het groene lampje op de camera voor mobiel bereik niet meer knippert en dat ze klantondersteuning moeten bellen.
Installatie
Selecteer werkopdracht
Selecteer de werkopdracht in Reveal Hardware Installer.
Scan ESN van de camera of voer deze in
Scan de streepjescode van de camera of voer het serienummer handmatig in.
Selecteer lijnitem voor installatie
- Selecteer het dashboard camera lijnitem.
- Tik op VOLGENDE.
Voertuig identificeren
Voer het voertuigidentificatienummer (VIN) in. U kunt ook het ESN opzoeken op het voertuigvolgsysteem of het kenteken door te tikken op Zoekmethode wijzigen.
Verwijder het veiligheidsklepje
Ontgrendel het veiligheidsklepje van de camera met behulp van de meegeleverde sleutel en verwijder deze.
Verbind kabel A met de camera en DC-adapter
- Sluit kabel (A) aan op de camera.
- Sluit kabel (A) aan op de DC-voedingsadapter.
- Zorg dat de DC voedingsadapter is ingeschakeld.
Verbind kabel B met DC-adapter
Sluit de kabeluitrusting (B) aan op de DC voedingsadapter.
Verbind de kabelboomverbindingen

Pas op: Voordat u de camera aan de stroom aansluit, schakelt u uw motor UIT en controleert u of de DC-voedingsadapter AAN staat.
Voor voertuigen voor licht gebruik (alleen 12 V) gebruikt u de OBD-II aansluitkabel (kabel C).
Wanneer u de camera installeert in een voertuig met een voertuiggegevenssysteem, moet u een OBD-II passthrough kabel gebruiken.
Voor voertuigen voor zwaar gebruik (alleen 12 V), lichte voertuigen die vóór 1996 zijn geproduceerd of voor vrachtwagens met aansluitkabels van 9 pennen gebruikt u de aansluitkabel met 3 draden (kabel E).
Pas op: Gebruik alleen aansluitmethoden die zijn goedgekeurd door Verizon Connect wanneer u aansluitingen maakt met 3 draden. Wanneer u aardverbindingen maakt in semi-vrachtwagens, zorg dan dat u gebruik maakt van een in de fabriek gemarkeerd aardpunt of in de fabriek gemarkeerde extra aardkabel. Maak geen standaard aarde in het chassis, koppel ook geen aarde samen met een andere aardedraad al in gebruik.
Start camera op en start firmware-update
Opstarten stap 1
Aan
Uit
Uit
Geen geluid
Opstarten stap 2
Aan
Aan/uit
Uit
Geen geluid
Opstarten stap 3
Aan
Aan
Aan/uit
Geen geluid
Opstarten afgerond
Aan
Aan
Uit
Geen geluid
Camera functioneert normaal
Uit
Aan
Aan
Geen geluid
- Zodra de camera stroom krijgt, start u het voertuig op om de camera op te starten.
- Tijdens het opstarten knipperen de rode, blauwe en groene lampjes..
- Laat de camera de nieuwste firmware downloaden. Dit kan enkele minuten duren.
- Als de blauwe en groene lampjes niet constant branden na 10 minuten, moet u het probleem met de indicatorlampjes van de camera verhelpen.
De camera plaatsen

De camera dient normaal gesproken in het gemarkeerde gedeelte te worden geplaatst. Klanten kunnen er echter voor kiezen om de camera ergens anders te plaatsen op basis van de configuratie van het voertuig en de behoeften van de bestuurder.
Houd bij het kiezen van een locatie voor plaatsen rekening met het volgende:
- De camera moet zo hoog mogelijk geplaatst worden binnen de ruitenwisserzone aan de bestuurderszijde.
- Het cameragedeelte van het apparaat moet in het bovenste gedeelte (5 cm) van de ruitenwisserzone geplaatst worden.
- De camera mag het zicht van de bestuurder niet belemmeren.
- Plaats de camera niet op het verduisterde gebied achter de achteruitkijkspiegel, dit is waar het aircosysteem van het voertuig zich bevindt. Overmatige warmte kan invloed hebben op de werking van de camera.
- Laat genoeg ruimte om de sleutel te verwijderen uit het veiligheidsklepje.
Het is de verantwoordelijkheid van uw bedrijf om ervoor te zorgen dat het gebruik van dashcams in voertuigen voldoet aan alle toepasselijke wetten en bepalingen in uw regio.
De camera plaatsen:
- Kies een geschikte positie voor de camera.
- Maak de positie voor plaatsing schoon met de alcoholdoekjes die zijn meegeleverd.
Opmerking: Zorg dat het oppervlak volledig schoon en droog is voordat u de camera plaatst. - Trek de 3M sticker los en bevestig de camera aan de voorruit.
- Druk de camera 30 seconden lang stevig aan op de voorruit.
- Bewaar de extra plakstrips voor als u de camera wilt verplaatsen.
- Kies in de app VOLGENDE.
De camera richten en afstellen
- Zorg dat de cameralens op de weg vooruit is gericht.
- Controleer het camerabeeld in de app.
- Tik op VOLGENDE.
Werk de kabels weg
Let op: Maak de DC-converter en het voertuigvolgsysteem niet aan elkaar vast met een tiewrap. Dit kan leiden tot EMI waardoor de camera continu opnieuw opstart. Maak de DC-converter en het voertuigvolgsysteem minstens 150 mm (6 inch) van elkaar vandaan vast.
- Laat de stroomkabel langs of onder de dakvoering lopen, met behulp van tiewraps.
Let op: Zorg dat de bedrading niet te strak vast zit. Dit kan leiden tot overmatige spanning op de kabels waardoor ze los kunnen raken. - Steek de cilindervormige aansluitkabel van de naar de bestuurder gerichte camera in de dakvoering, niet achter de A-stijl. Op deze manier is het eenvoudiger op upgrades aan de naar de bestuurder gerichte camera uit te voeren.
- Tik op Volgende in de app.
Installatie verifiëren
- Bevestig dat de camera is verbonden met het juiste voertuig en selecteer Camera activeren.
- Selecteer CONTROLEER.
Probleemoplossing
Opmerking: Zorg dat de DC-converter en het voertuigvolgsysteem minstens 150 mm van elkaar vandaan zijn om elektromagnetische interferentie te voorkomen.
Problemen oplossen met de stroom van de camera: ingangsspanning
- Zet de ruitenwissers en de voorruitverwarming aan om te controleren dat de ingangsspanning niet onder 13,1 V raakt voor een OBD-II, of onder 12 V voor een installatie met 3 draden.
- Controleer of het rode ledlampje aan de uitgangszijde van de regulator voortdurend brand.
- Controleer het contact tussen pin 2 en -3 en de constante spanning tussen pin 2 en 8 op de regulator.
- Controleer of alle Molex pinnen en draden vast zitten.
Problemen oplossen met de stroom van de camera: uitgangsspanning
- De uitgang van de regulator (die naar de camera gaat) zou meer dan ±5 V tussen pin 2 en pinnen 3-6 moeten aangeven wanneer het voertuig is opgestart.
- Controleer of alle Molex pinnen en draden vast zitten.
Problemen oplossen met ledlampjes op de camera
Naar de weg gerichte camera's en naar de bestuurder gerichte camera's zijn voorzien van drie indicatorlampjes om problemen met de werking eenvoudig te kunnen identificeren:
Rood: Waarschuwing
Blauw: Opnemen
Groen: Netwerk
Tijdens normale werking branden zowel het groene als het blauwe lampje.
Als het blauwe lampje uit is en het rode lampje aan is of knippert, is er mogelijk een probleem met de SD-kaart.
Als het groene lampje uit is of knippert, is er mogelijk een probleem met de simkaart of het netwerk.
Hieronder volgt een aantal veelvoorkomende problemen.
Bezig met herstarten
Aan
Aan/uit
Uit
Geen geluid
Oplossing: Schakel het contact in en wacht 5 minuten zodat de camera kan opstarten. De rode, blauwe en groene lampjes gaan knipperen.
U hoort een enkele pieptoon. Een enkele pieptoon geeft aan dat uw systeem juist is aangesloten en stroom ontvangt. Als de blauwe en groene lampjes na 10 minuten niet constant branden, neem dan contact op met de ondersteuning.
Als de camera regelmatig reset, gevolgd door een enkele pieptoon, leest u hier hoe u kunt voorkomen dat de camera voortdurend opnieuw opstart.
Bezig met bijwerken van firmware
Uit
Twee keer aan/uit
Twee keer aan/uit
Geen geluid
Als het bijwerken van de firmware voltooid is, ziet u:
Uit
Aan
Aan
Geen geluid
Herstart nu uw camera door op de rode knop te drukken.
Zodra de camera opnieuw is opgestart, kunt u verdergaan met de installatie van de camera.
Zorg dat het bijwerken van de firmware voltooid is voordat u de SD-kaart verwisselt.
Als u nog steeds problemen ondervindt, start u de camera opnieuw voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
SD-fout/geen SD/schrijffout
Langzaam uit/aan
Uit
Aan of uit
Pieptoon
Oplossing: Reset de camera. Als dit niet werkt, moet de kaart mogelijk vervangen of gerepareerd worden.
Neem contact op met de ondersteuning.
Communicatiefout netwerk
Snel uit/aan
Aan
Langzaam uit/aan
Pieptoon
Oplossing: Controleer of de camera binnen bereik is.
Fout 3G-netwerk apparaat/simkaart
Uit
Aan
Aan/uit
Geen geluid
Oplossing: Probeer het volgende voor u contact opneemt met Verizon Connect Support:
- Controleer of de camera binnen bereik is.
- Reset de camera.
- Schakel het contact uit en controleer ter bevestiging of de simkaart op de juiste manier geplaatst is.
Neem contact op met support.
Opmerking: Wanneer de installatie een SD-kaart-upgrade vereist maar het voertuig geen mobiel bereik heeft, kunnen technici de installatie voltooien ZONDER de SD-kaart te wisselen. Geef de SD-kaart met de update en grotere capaciteit aan de klant en vertel ze dat ze naar een gebied moeten rijden met goed mobiel bereik zodat de initiële firmware-updates uitgevoerd kunnen worden.
Vertel de klant dat ze de SD-kaarten pas mogen wisselen NADAT het groene lampje op de camera voor mobiel bereik niet meer knippert en dat ze klantondersteuning moeten bellen voor hulp bij eventuele vragen. Reveal ondersteuning (866) 908-1165.
De camera resetten
Druk drie seconden op de knop Kalibreren of tot u een pieptoon hoort. De kalibratieknop is het kleine rode knopje op de camera. Gebruik een paperclip of iets vergelijkbaars om de knop in te drukken.